Les 40: Het tempo
In deel 3 hebben we gezien dat elke maat uit een aantal tellen bestaat en dat de maatsoort aangeeft welke noot één tel is. In 7 maat kunnen we bijvoorbeeld elke maat meetellen als "EEN-twee-drie, EEN-twee-drie". Alleen weten we dan niet hoe snel we dat achter elkaar aan moeten doen. Om dit duidelijk te maken, kunnen we het tempo aan het begin van een stukje muziek schrijven.
Het tempo is de snelheid waarmee we muzieknoten spelen en waarin de maten elkaar opvolgen.
Er zijn eigenlijk twee manieren waarop we het tempo kunnen aangeven bij muziek.
De eerste manier is met behulp van een woord dat beschrijft hoe snel we moeten spelen, zoals "vlug" of "langzaam". Alleen worden hier geen Nederlandse woorden voor gebruikt, maar bijna altijd Italiaanse woorden die over de hele wereld hetzelfde zijn.
De tweede mogelijkheid is aan te geven hoeveel tellen er per minuut gespeeld moeten worden. Als we bijvoorbeeld 60 tellen per minuut moeten spelen, dan is elke tel precies één seconde. Het tempo op deze manier aangeven doen we dan zo:
u = 60 M.M.Luister
Of een ander voorbeeld:
u = 100 M.M.Luister
Dit betekent dat het muziekstuk gespeeld moet worden met een snelheid van 100 kwartnoten per minuut, oftewel 100 tellen per minuut.
Als hulpmiddel bestaan er speciale apparaatjes die je in kunt stellen om het tempo precies aan te geven met tikken. Zo'n apparaat noemen we een metronoom. De afkorting M.M. staat voor Maelzels Metronoom (Maelzel was een uitvinder die de metronoom in 1816 had verbeterd), maar deze afkorting wordt ook vaak weggelaten.
Het tempo bij een muziekstuk kan aangegeven worden met één van beide manieren, of zelfs allebei. Alle tempi (het meervoud van tempo) worden vaak in vijf groepen verdeeld, die we één voor één in de volgende lessen zullen gaan bekijken.